Steeds meer leerlingen uit het technisch en het beroepsonderwijs doen internationale ervaring op via Erasmus+.
Cijfers van het kabinet van Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits laten zien dat dit jaar zo'n 1.400 leerlingen via Erasmus+ naar een land van keuze trokken. De jongeren kiezen vooral voor Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Spanje.
Erasmus+ is het kleinere broertje van Erasmus in het hoger en universitair onderwijs. Via het Erasmus+-programma kunnen leerlingen én leraren (als begeleiders) uit een technische- of beroepsrichting in het secundair onderwijs op buitenlandse stage.
Sinds de start in 1995 van Erasmus+ is het aantal deelnemende studenten vertienvoudigd. Het programma wordt ook gebruikt om wie een bijkomende beroepsopleiding volgt de kans te geven buitenlandse ervaring op te doen. Een stage kan twee weken tot zes maanden duren.
Er is voor het Erasmus+-programma een budget van 3,8 miljoen euro beschikbaar. Leerlingen en leraren krijgen een financiële ondersteuning in de vorm van een Erasmus-beurs.
Momenteel studeren in heel Europa jaarlijks zo’n 650.000 studenten uit het technisch en het beroepsonderwijs in het buitenland.